Eten, slapen en zindelijk worden

Je peuter wordt baas over zijn eigen lijf. Zijn zelfbewustzijn groeit. Je peuter leert dat hij dingen kan beïnvloeden en ontdekt dat hij zelf de regie heeft over eten, slapen en poepen en plassen. Hij laat zich hierin niet dwingen. Juist dat eten, slapen, poepen en plassen zijn bij uitstek de dingen waar jouw peuter zijn onafhankelijkheid kan laten gelden. Hij is op zoek naar autonomie, oftewel “zelf doen”, wordt kieskeurig en ontdekt steeds meer over zichzelf. Op deze manier kan je peuter veranderen in een wispelturige eter of lastige slaper.

Je bent niet de enige ouder bij wie gemakkelijk machtsstrijdjes ontstaan. Voel je je soms machteloos of gefrustreerd? Dat is heel normaal. 

Waarom wil mijn kind niet eten?

Leren eten vraagt tijd en aandacht! En er is altijd sprake van een combinatie van motoriek, ontwikkeling, prikkelverwerking en niet te vergeten de emotionele kant. Peuters langzamer groeien dan baby’s. Je peuter heeft dus ook minder eten nodig! Baby’s komen gemiddeld in het eerste levensjaar zeven kilo aan (van drie naar ongeveer tien kilo). Bij peuters is dat in het tweede levensjaar twee kilo. Zolang je kind goed groeit, niet afvalt en gewoon lekker lichamelijk bezig is, is er meestal weinig aan de hand. Het niet eten past bij de fase waarin je peuter zit.  Bovendien kunnen de meeste peuters hun emoties nog niet goed onder woorden brengen en laten dit zien in hun eetgedrag. Het niet eten of eindeloos treuzelen levert vaak veel aandacht op van de anderen die aan tafel zitten. Een gemiddelde peuter heeft twee jaar nodig om te leren eten. Bij dit proces is niet eten een normaal verschijnsel dat vooral lastig is voor jou als ouder, niet voor je kind. 

Niet willen inslapen, doorslapen of uit bed komen 

Slaap is van groot belang voor de hersenontwikkeling. Rust zorgt voor het uitrijpen van het zenuwstelsel, het is een belangrijk maar ook ingewikkeld proces. Peuters slapen gemiddeld twaalf tot dertien uur per etmaal. Het middagdutje verdwijnt tussen twee en vijf jaar. Het ontwikkelen van een goed slaappatroon gaat niet altijd vanzelf. Je kind verwerkt de indrukken en emoties van de vorige dag in zijn slaap. Een goede nachtrust betekent dat je kind voldoende energie heeft voor de activiteiten van de volgende dag.  

De grootste hoeveelheid diepe slaap gebeurt tijdens het eerste deel van de nacht. Kinderen hebben meer diepe slaap dan volwassenen en dat neemt toe vanaf één jaar tot de tienerleeftijd. We weten allemaal dat slapen niet altijd soepel verloopt. Slaapproblemen komen heel vaak voor! Jouw peuter is niet de enige die niet wil slapen of denkt dat 3:00 uur ’s nachts de dag begint. 

Hoe help je je peuter met inslapen en doorslapen?

  • Maak een duidelijke dagindeling. Kinderen slapen rustiger als er overdag meer duidelijkheid en structuur is.
  • Beperk de indrukken en prikkels die je kind moet verwerken, zoals drukke spelletjes, lawaai en drukte en veel verschillende activiteiten.
  • Stel een vaste tijd in voor het bedritueel en een vaste slaaptijd. Als je meer kinderen hebt, kun je ieder kind zijn eigen bedtijd geven. Daarmee maak je verschil in leeftijd en kom je tegemoet aan een tijdstip dat past bij je kind. 
  • Beperk het gebruik van televisie en schermen. Het blauwe licht remt de aanmaak van melatonine (slaaphormoon) waardoor je kind moeilijker in slaap kan vallen. 
  • Bereid je kind voor. Oongeveer een half uurtje voordat je kind naar bed gaat zeg je dat hij zo naar bed moet. Vraag tien minuten van te voren aan je kind om te stoppen waar hij mee bezig is en ga over tot het slaapritueel.
  • 'Ga je nu naar bed?’ Deze zin wekt de indruk dat je kind kan kiezen. Zeg liever ‘Kom, je gaat naar bed’. ‘We gaan slapen’ kan misleidend zijn voor je peuter, want je bedoelt dat hij naar bed moet. 
  • Maak gebruik van een bedritueel: plassen of luier, wassen en tanden poetsen, naar bed gaan op, rustig zijn in de slaapkamer, een verhaaltje voorlezen, knuffelen, welterusten zeggen, ‘tot de ochtend in je bed blijven’. Zo’n routine heeft het meeste effect als dat iedere dag op dezelfde manier gebeurt en helpt jouw kind om zelf te leren inslapen. Het duurt even voordat zo’n ritueel gaat werken, dus het is belangrijk om je er een paar weken lang goed aan te houden zodat je peuter eraan kan wennen. 
  • Als je peuter (nadat je alles hebt gedaan) probeert om tijd te rekken (slaap uitstellen) door te vragen om een glaasje water of nog een kusje, helpt het om deze dingen goed in je bedritueel in te bouwen. Dan hoef je er niet op in te gaan. Zeg gewoon ‘welterusten’ en loop weg. Als het je lukt om dit ongewenste gedrag te negeren, zal je kind eerder leren om zelf in te slapen. Immers: als je er wel op ingaat, leert je kind dat hij eerst moet zeuren of huilen om aandacht te krijgen. 

Wat doe je als je kind uit bed komt of niet doorslaapt?

  • Sommige kinderen hebben last van verlatingsangst of scheidingsangst. Je peuter kan niet overzien hoe lang het duurt voordat hij jou weer terugziet. Voor je peuter kan iets een eeuwigheid duren. In dat geval kun je altijd kiezen voor een tussenoplossing: de deur op een kiertje, een lampje aan, even in de buurt blijven of afspreken dat je even komt kijken als je kind een poosje stil is. (Je moet dit dan ook wel doen!). Prijs je kind dan dat hij rustig in bed is blijven liggen zonder te roepen of te huilen. Dit kun je blijven herhalen. Vergroot dan de tussenpozen. 
  • Als je kind er een gewoonte van maakt om uit bed te komen, breng je hem zonder woorden weer terug. Vertel dat je ieder kwartier even komt kijken.
  • Ga niet meteen naar je kind toe als het huilt, wacht vijf minuten. Luister goed naar het huilen, hoe het klinkt, of er pauzes vallen en of deze langer duren. Valt er een pauze, laat dan de vijf minuten weer opnieuw ingaan. Anders doorbreek je de eigen manier van in slaap vallen van je kind. Sommige kinderen huilen zichzelf in slaap.
  • Als je peuter uit bed komt, ’s nachts of ’s morgens heel vroeg wakker wordt of bij jou in bed komt, probeer dan het ritme terug te pakken: breng je kind terug naar bed, geef het ongewenste gedrag zo weinig mogelijk aandacht en houd vol! 

Zindelijk worden: Wat en wanneer?

Zindelijkheid is gecontroleerd plassen/poepen op een plaats die daar speciaal voor bedoeld is. 'Gecontroleerd' wil zeggen dat het kind er echt controle over heeft. Hij moet dus z'n plas en z'n poep kunnen ophouden en zelfstandig kunnen reageren op aandrang door zelf naar een speciale plek te gaan om te plassen of te poepen. Over het algemeen worden kinderen eerst zindelijk voor ontlasting. Ontlasting komt zo’n één tot twee keer per dag en is beter te beheersen dan de aandrang tot plassen. Dit overvalt hen meer.

In principe kan een kind al vóór zijn tweede jaar zijn behoefte doen op een vaste plek, maar dan moeten zijn ouders hem daar wel neerzetten. Dat wordt dus geen zindelijkheid genoemd, omdat het kind dan niet zelfstandig reageert op de aandrang. 

Hoe merk je dat je kind eraan toe is om zindelijk te worden?

Er zijn signalen die erop duiden dat je kind er aan toe is om zindelijk te worden: 

  • Je kind zit in de zogenaamde imitatiefase en gaat jou nadoen jou bijvoorbeeld: stofzuigen, tafel schoonmaken. 
  • Je kind weet waar “het” hoort (toilet of potje). Je merkt dat je kind wat onafhankelijker of zelfstandiger wordt. 
  • Jouw kind volgt jou naar het toilet, wil weten wat je daar doet en toont interesse voor wat er uit het eigen lichaam komt. Hij is geïnteresseerd in poep. 
  • As je kind begint te voelen dat hij moet poepen en als hij een vieze broek niet meer fijn vindt of begint zelf aan de luier te trekken om hem af te doen. Je kind heeft steeds vaker een droge luier. 

Voordat je kind ermee aan de gang gaat is het goed om hem uit te leggen en te laten snappen waarvoor een potje of een toilet dienen.

  • Laat je peuter een paar keer zien hoe het toilet wordt gebruikt en spoel bv samen door.
  • Laat je kind een paar keer per dag een paar minuten per keer met luier aan op het potje zitten.
  • Laat je peuter een aantal keren per dag een paar minuten op vaste tijden zonder luier op het potje zitten. (maximaal vijf tot tien minuten bij poepen) Voor of na het eten zijn goede momenten om mee te beginnen. Vervolgens kun je je peuter vaker erop zetten (als je peuter uit bed komt, een kwartier na het eten of drinken, bij weggaan of thuiskomen
  • Zorg voor een ontspannen en positieve sfeer. Neem er de tijd voor, geef het positieve aandacht en leg er geen druk op. 
  • Als je kind gewend is aan het potje kun je je kind langzaam laten wennen aan het zitten op het toilet. Daarbij kun je een toiletbrilverkleiner gebruiken. Doe dit alleen als je kind dit niet eng vindt en als je kind er ontspannen op kan zitten. Gebruik altijd een opstapje als voetensteun omdat je kind dan meer ontspannen zit. Laat je kind niet persen. 
  • Als je kind overdag goed op het toilet plast kan de luier overdag uit.
  • Als het niet lukt is dit helemaal niet erg. Reageer daarop neutraal, zonder boos te worden. Als het goed gaat is dat natuurlijk fantastisch. Als je kind ervaart hoe blij jij daarmee bent, zal hij het vaker willen proberen. Dit versterkt het zelfvertrouwen voor de volgende stap: het zindelijk worden voor de plas. Geef je kind ook complimenten als het zelf heeft aangegeven naar het potje of het toilet te willen. 
  • Als de luier steeds vaker droog is, is het moment om je peuter zonder luier te laten lopen. Het kost een kind meer moeite om de snelle aandrang van de plas te controleren. Daarom gaat het nog wel eens mis.

Mijn kind was zindelijk en doet weer in zijn broek! Wat nu?

Wanneer ongelukjes zó structureel worden dat het lijkt alsof een kind weer helemaal onzindelijk is geworden, spreek je van een (tijdelijke) terugval of regressie. Dit is een normaal onderdeel van het proces om zindelijk te worden dat veel voorkomt en is niet erg.

Oorzaken bij terugval:

  • Je kind is ziek geweest
  • Een uitgesproken temperament
  • Te veel dwang om zindelijk te worden
  • Nog niet handig genoeg om de kleren snel uit te trekken
  • Vervelende ervaringen (toilet onvindbaar, per ongeluk opgesloten, angst bij vreemden)
  • Stress-volle gebeurtenissen, zoals echtscheiding, overlijdensgevallen, verhuizing, nieuw broertje of zusje, of voor het eerst naar peuter-speelzaal of kinderopvang
  • Verstopping

Als je zeker weet dat er geen lichamelijke oorzaak is, kun je weer rustig beginnen met het trainen op het toilet of het potje. Blijf rustig en raak niet gefrustreerd, omdat dat weer extra druk op je kind legt. Het beste is om zo'n tijdelijke terugval gewoon te accepteren. Meestal gaat het vanzelf weer over. Structuur, regelmaat en simpele beloningen kunnen daarbij helpen. Laat je kind zelf helpen met verschonen of het zelf doen en geef zo min mogelijk aandacht aan het onzindelijk zijn. Vergelijk het met leren fietsen: Ook als je kunt fietsen, val je er soms nog van af.

Verstopping

Drie tot tien procent van de kinderen heeft last van verstopping. Sommige kinderen moeten twee tot drie keer per dag naar het toilet, anderen één keer per twee dagen. Dit is normaal. We spreken pas van verstopping als een kind twee keer per week of minder poept. Sommige kinderen hebben verstopping ondanks dat ze elke dag poepen. Dit komt vaak doordat ze onvoldoende tijd nemen om alles uit te poepen. Wanneer ontlasting lange tijd in de darm blijft zitten, wordt die hard. Dit komt doordat er steeds meer water aan de ontlasting onttrokken wordt. Ook harde en forse ontlasting die moeilijk uit te poepen is, wordt verstopping genoemd. Men moet zich realiseren dat broekpoepen niet ontstaat uit onwil van het kind of dat het dit expres doet, maar dat het bij ongeveer 80 tot 90 procent van de kinderen de uiting is van verstopping. 

Er bestaan nogal wat misverstanden over verstopping. Er wordt gedacht dat het te maken heeft met een vertraagde zindelijkheid, maar het is een medisch probleem! Veel mensen denken bijvoorbeeld dat je dan helemaal niet meer kunt poepen. Daar is lang niet altijd sprake van. Verstopping kan de ene dag erger zijn dan de andere.Er bestaat veel onduidelijkheid over het gebruik van laxeermiddelen: dat dit verslavend is en dat je daar luie darmen van krijgt. Dat is een fabeltje. Het is belangrijk om zo snel mogelijk hulp in te schakelen en in veel gevallen langdurig te laxeren. Ga naar de huisarts. Indien nodig verwijst hij door naar de poeppoli in het ziekenhuis.

Tips: 

  • Laat je kind meer drinken
  • Geef je peuter meer eten waar vezels in zitten, zoals fruit, groente en bruinbrood
  • Zorg ervoor dat je peuter ontbijt
  • Laat je peuter op een vast moment naar het toilet gaan, zodat het aan een ritme kan wennen
  • Let op de houding van je kind als het op het toilet zit. Zet een klein krukje onder de voeten.
  • Laat je peuter minstens een uur per dag intensief bewegen, bijvoorbeeld buiten spelen, fietsen. Veel kinderen doen dit vanzelf als ze de ruimte krijgen.
  • Vertel je kind dat het direct naar het toilet moet gaan als het aandrang voelt.